zaterdag 3 januari 2015

Wil je het niet verder vertellen?

Je weet dat een leerling je volledig vertrouwt wanneer hij of zij je een geheim vertelt en met een ernstig probleem zit.
Als docent weerbaarheid en gevaarbeheersing moet je goed weten wat de wegen zijn die jij moet bewandelen om de juiste signalering en doorverwijzing te bieden.

Als judoleraar zag ik brandwonden op de arm van één van mijn leerlingen en vroeg haar hoe dat kwam. Samantha vertelde me dat haar vader een sigarettenpeuk op haar arm had uitgedrukt. Ze verzocht me het hier met niemand over te hebben.
Wat doe je in zo’n situatie?


Ze liet, op mijn verzoek, na de judoles de brandwonden op haar arm schoorvoetend nog eens duidelijk zien en vertelde wat er was gebeurd met haar arm.
De tranen stonden in haar ogen. Ook vertelde ze dat haar thuissituatie verre van stabiel was. Vader en moeder lagen in een scheiding. Ze was te laat thuis gekomen en daarom had haar vader dit als straf gedaan.

Ze vroeg mij om het er met niemand over te hebben, want als haar moeder het te horen zou krijgen, zouden de problemen alleen nog maar groter worden. 
Ik, judoleraar met nog niet zoveel ervaring, zag in haar ogen dat ze eigenlijk om hulp vroeg. Ik heb geen geheimhouding beloofd, want daarmee zou ik mij daarna verantwoordelijk kunnen gaan voelen voor het voortbestaan van de situatie.
Toch had ik een dubbel gevoel. Samantha vroeg om geheimhouding en ik vond dat ik deze ernstige mishandeling aan de kaak moest stellen. Ook kon ik niet begrijpen dat een vader zijn dochter dit zou aandoen.

Je hebt als judoleraar een vorm van beroepsgeheim, maar ook een zorgplicht. Ik moest mijn verantwoording nemen. 
De ouders (de vader in deze situatie) inlichten was geen optie. De ouders zouden het waarschijnlijk ontkennen en mogelijk het lidmaatschap van hun dochter van de judovereniging opzeggen. Dit zou ertoe kunnen leiden dat Samantha weer zou gaan zwijgen in de toekomst. 

Zo’n 25 jaar geleden bestond de meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling voor professionals helaas nog niet, maar ik wist wel van het bestaan van het AMK.
Ik vond het best spannend om naar het AMK te bellen. Ik vertelde het verhaal en ze beloofden mij dat mijn melding zou worden onderzocht. Dit liet ik Samantha ook weten.

Daarna hoorde ik niets meer van het AMK. Dat vond ik jammer.
Ik kan mij heel goed voorstellen dat het onderzoek vertrouwelijk moet plaatsvinden en dat relatieve buitenstaanders niet op de hoogte mogen worden gebracht van de stand van het onderzoek.
Ik zag geen nieuwe verwondingen bij Samantha. Als ik aan haar vroeg hoe het met haar ging, antwoordde ze oppervlakkig dat het wel goed ging. Van een onderzoek van het AMK heeft ze nooit iets gemerkt.

Ik vertrouwde erop dat het onderzoek van het AMK goed zou verlopen en een positief effect voor Samantha zou hebben.
Samantha bleef nog enkele maanden lid van de judovereniging.
Daarna besloot ze te stoppen met judo. Met een zorgelijk gemoed nam ik afscheid van haar.


In die tijd was er een AMK, maar geen meldcode, die er nu
gelukkig wel is. Ook bestaat er nu een Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG).













Meldcode maken volgens basismodel


Een meldcode beschrijft in 5 stappen wat professionals moeten doen bij vermoedens van geweld. Organisaties en zelfstandige beroepsbeoefenaren stellen een eigen meldcode op met daarin in ieder geval deze 5 stappen:



  • Stap 1: In kaart brengen van signalen. 
  • Stap 2: Overleggen met een collega. En eventueel raadplegen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK), het Steunpunt Huiselijk Geweld (SHG) of een deskundige op het gebied van letselduiding. 
  • Stap 3: Gesprek met de betrokkene(n). 
  • Stap 4: Wegen van het huiselijk geweld of de kindermishandeling. En bij twijfel altijd het SHG of AMK raadplegen. 
  • Stap 5: Beslissen over zelf hulp organiseren of melden.


Circa 10 jaar later kwam ik als politieagent Samantha weer tegen in de stad. Ze was dak- en thuisloos en flink aan de drugs. Ze zwierf door Eindhoven en zag er verwaarloosd uit. Ze was in gezelschap van een tenminste twintig jaar oudere zwerver. Ze had een vest aan met lange mouwen. Met mijn professioneel oog zag ik dat prostitutie tot de mogelijkheden behoorde. Wat een hopeloze situatie. Waar was het mis gegaan? Ze herkende mij niet eens.
Op het bureau zag ik op haar naam in de computer een lange lijst, een en al ellende.

Wat had ik destijds anders moeten en misschien wel kunnen doen?


Als docent weerbaarheid en gevaarsbeheersing is het van belang om goed in te zien dat wij geen therapeuten zijn. Hier zijn (de meeste van ons) niet voor opgeleid en wij moeten beseffen waar onze verantwoordelijkheid ligt en wat onze rol is. 

Volgens, Intomart, 1997, krijgt 40% van alle Nederlandse mannen en vrouwen ooit in hun leven te maken met huiselijk geweld.
Bij meer dan 10% heeft dit tot lichamelijk letsel geleid. Maar liefst 25% van de Nederlandse bevolking heeft huiselijk geweld ervaren dat zich over een langere periode wekelijks of dagelijks voordeed.

Kortom, huiselijk geweld is één van de grootste problemen in de samenleving. Het is bovendien de vaakst voorkomende vorm van grensoverschrijdend gedrag. Daarom speelt het bij elke doelgroep: vrouwen, mannen, professionals, kinderen, gehandicapten etc.

Onze taak als docent is op een dusdanige wijze te handelen dat dit erkend wordt, zonder therapie te gaan geven.
Maar hoe doe je dat in je lessen?

  • Besef goed welke emoties het onderwerp bij jezelf oproept en probeer daar een evenwicht in te vinden.
    Dus niet alleen het stuk herbeleving, maar ook het oordelen over een situatie zoals: als je geslagen wordt in een relatie dan vertrek je toch gewoon?!
  • Signaleer de signalen van het slachtoffer.Heeft hij of zij veel blauwe plekken? Is hij of zij schrikachtig?Doet hij of zij veel uitspraken zoals: “Ik mag dat niet van mijn man…”. Onthoudt dat het signalen zijn en besef dat dit nooit meteen hoeft te betekenen dat er huiselijk geweld plaatsvindt. 
  • Als de cursist een verhaal vertelt ga er dan op in totdat diegene gekalmeerd is en verwijs dan door. 
  • Zorg ervoor dat je sociale kaart in orde is. 
  • Bespreek de situatie met een collega, docent van de klas of vertrouwenspersoon van de organisatie. Zie je wel de juiste signalen?
  • Bespreek je vermoedens met de cursist of ouders als dit mogelijk is. 
  • Meldt bij de juiste instantie zoals hierboven beschreven.



Over de blogger



Leo Verhoeven is een autoriteit op het gebied van weerbaarheid en het omgaan met agressie. Als officier van dienst bij de politie werkte Leo dagelijks met de organisatorische, juridische en mentale kanten van agressie. Inmiddels verzorgd hij al jaren verschillende trainingen omgaan met agressie voor doelgroepen als BOA’s, handhavers, BIT, BOT, verschillende agressieteams, toezichthouders, medewerkers sociale zaken, docenten, horecaportiers en kwetsbare vrouwengroepen. Hij ontwikkelde mede de A.Z. toets voor de politie Nederland, leidde IBT-docenten voor de Douane, docenten R.T.G.B. en meer dan 150 con-collega’s omgaan met agressie op.
Met twee Europees kampioenschappen jiu-jitsu, een 6e dan in judo en een 6e dan in jiu-jitsu op zijn naam, doceert Leo onder andere aan het C.I.O.S te Sittard en aan de Politieacademie. Zo leidt hij toekomstige docenten op om te werken bij defensie, politie en in de sportsector.
Gebaseerd op zijn jarenlange praktijkervaring richtte Leo ruim 15 jaar geleden bureau Op Eigen Kracht op en schreef hij het boek “Op Eigen Kracht”. Het boek is een leidraad voor weerbaarheid- en zelfverdedigingcursussen voor vrouwen.
Voor het C.I.O.S. ontwikkelde Leo met succes de opleiding instructor Gevaarsbeheersing. Deze erkende en populaire opleiding trekt al jaren cursisten uit binnen -en buitenland.

Website: op eigen kracht